Lilian

zaterdag, december 19, 2009

Obstakels

Ik drijf waarheen geen hand mij gadeslaat
zal wederkeren naar de stille stee
angstvallig mijden een te groot entree
of u en iets dat anderszins mij schaadt

van water heb ik mij een baar gemaakt
geslapen in een uitgebeende zee
het land gelaten dat in laatste wee
tot kaken in het eigen bloeden staat

waar woeste hoogten tot mijn navel reiken
ontwaken woorden uit een winterslaap
ik zal van wat ik dichten wil niet wijken

ofschoon er wolven zijn een enkel schaap
de groene grassen rond de stenen eiken
verlangen niet dat ik de zolen schraap

maandag, december 14, 2009

Olga

kon ik toveren
ik ruilde mijn hond
voor een stief kwartier

gaf de bomen een hand
de grachten een zoen
legde mij te rusten
in een poepig plantsoen

nergens immers ligt het gaan
van mijn gedachten zo stevig
dat een vorm niet past

Bobeldijk

Ik ben nu eenmaal geen Herman
geen brood of Bobeldijk

gisteren nog zat ik in Berlijn
in een oude chocoladefabriek
relativeerde die Deutsche Gründlichkeit
en zocht de Gräfenberg-plek

ik heb hem niet gevonden

wat heb ik toch
wat heb ik nog

behalve kronkels in mijn kop
moeheid in mijn lijf
en drie kwartier aan kleingeld

Paard

We aaiden een paard, bereden een paard
bouwden hindernissen tot in de hemel

binnenteugel van de hand
buitenteugel tegen de hand
binnenvoet op de singel
buitenvoet achter de singel

ik weet dat ik een gedicht zou schrijven
maar wat is er nou mooier
dan het ophalen van herinneringen

deze met een of twee lezers te delen
nu het met het paard niet meer kan

Luctor et Emergo

Het einde ligt in een dorp verderop
daar weet men alles van opnieuw beginnen

zwijgen en werken
zo gaat dat, daar

tussen de mensen zonder vaderland
krioelt het van de tranen


Lief jongetje

ik weet waar ik je eerder zag
weet dat je me deed denken aan
een beek ergens op deze aardkloot

zo een die kronkelt in de nacht

maar nu de tijd mij opslokt
en ik nog slechts kan omzien
weet ik niet meer waar ik je zag

zondag, december 06, 2009

Laat mij

Voor Liesbeth.


Durf vrank en vrij, blij aan mijn graf te swingen
laat mij mijn eigen gang maar gaan, vaarwel
vertel de noten van de balk en stel
wat groots is wil hij in de hemel zingen.

Waar klanken muzikaal aan paarden hangen
hun vleugels groots en dicht bij Nederland
waar veren lijken op die vrouw van stand
daar ben ik als jij omkomt van verlangen.

Voor wat mij lief is wil ik jou bedanken
maar laat mij blijven wie ik ben en richt
je ogen op de ranken, op de flanken

meid, sterft geen mens. Het pas gewassen licht
lijkt droevig van de regen. Om te janken
zo mooi, bevrijd en schoon, nieuw evenwicht.

woensdag, december 02, 2009

Get Lost

Ik zag de dood
een straatlengte verderop
ik zocht naar holle ogen
het zwijgen
ik was nog jong

hij leek meer voor de tropen
een neger of Indiaan
maar was op pa gebeten
'get lost' zo snauwde ik
geen woord teveel

later assisteerde hij in de zorg
fleste me professioneel
we stonden er bij lijken
couveuses
buidelden een prematuur

ik herkende de 'blinde' dood
toen hij de pik had
op mijn lief
en me niet liet zien of
er in zijn oog een hemel is

zaterdag, november 28, 2009

Vertrek

Hier in dit huis zijn meubels oud, al lang versleten
het door mijn moeder zó geliefde ebbenhout.
En ook al streel ik zacht en onder voorbehoud
de tafel die ik liefst niet kan maar zal vergeten

niets wil hetzelfde heten. Niet in het opmeten
van één herinnering. Niets in dit nevelwoud
van luchtkastelen, paarden, koning Sanderbout
klinkt als de tijd die op het bot is uitgesleten.

Op kousenvoeten dwaal ik door het leeg vertrek
dat uit zichzelf, mij van zichzelf niet zal vertellen.
Wat wit van wanden valt, het gele bladerdek

het zijn van blauwe ogen enkel snotterbellen.
Ik raak haar aan, na jaren op een moedervlek
geschilderd op een muur als kleine aquarellen.

zondag, november 22, 2009

Over vogels bomen en verlegenheid

Niet lang geleden hield mijn collega-dichter Papaver er als "writer in residence" een blog op na, waarin hij werk van zijn collega's besprak op zijn inmiddels bekende en niet te imiteren wijze.
Helaas achtte hij het onderhouden van dit blog te veel kopzorg, zodat hij het ding met een enkele druk op de knop aan de cachende genade van de diverse zoekmachines overliet.

Zonder zelf iets te bewaren.

Gelukkig heeft HSP Bitter vrijwel al deze essays voor de vergetelheid behoed en kon Papaver mij daarover berichten. Hieronder toon ik het essay over mijn gedicht "Over vogels bomen en verlegenheid", omdat het een fantastische leesbeleving koppelt aan een warm gevoel voor de dichtkunst in het algemeen.

==

Over vogels bomen en verlegenheid

Ondertussen de tuin rijk aan vogels de bomen
groeiden boven mijn hoofd het vuur aan de voet
het licht in de kou het dralend water
het blozend land het strelen van vlinders
bij mij achterom

er kwam die man hij schikte bloemen
wit van lente rood van verlegenheid zwart van dorst
hij nam een fles de vogels de wijn
de bloemen het hout de wind de zegen
en ik kwam klaar

ondertussen de tuin rijk aan bomen rijk aan vogels
licht aan de voet het vuur in de kou
bij mij in de tuin bij mij achterom
de bomen de vogels bij mij in het gras
bij mij was die man het licht in de kou
en hét verlegen land

lilian Caessens 5 juni 2009

‘Over vogels bomen en verlegenheid’ is niet alleen een prachtige titel om en recensie aan op te hangen, het deed me in eerste instantie ook terugdenken aan een gedicht van Gerrit Kouwenaar. Hij schreef ooit eens regels als: ‘tussen dit en dat, tussen de velden en de bloemen, tussen de keuken en de living, tussen heengaan en terugkomst’, en eindigde met de gevleugelde uitspraak: ‘tussenin / intussen’. Het was een gedicht dat na zijn opsommende regels de wereld liet blijven gebeuren, er kwam geen einde meer aan. Niet aan het gedicht, niet aan mijn leeservaring, niet aan mijn verwondering. Het bleef maar doorgaan.

Datzelfde gevoel bekruipt me bij het lezen van Lilian Caessens ook een beetje. Nee, heel veel.

Wat mij in eerste instantie opviel was dat er geen leestekens werden gebruikt, waardoor het lezen zich al na regel één op gang trok, in een draf die niet meer wou eindigen. Het was de snelste en prachtigste leeservaring die ik op dat vlak meemaakte.

Ondertussen lees ik nog meer wonderen. Alsof het hoofdpersonage zich buiten het gedicht bevindt, naar binnen kijkt op een beetje afstandelijke manier, maar net daardoor regels maakt waar je als lezer blijft naar luisteren. Misschien moet dat maar eens luidop gezegd: het is niet de emotie van de schrijver die mij interesseert, maar de emotie die de taal bij mij oproept. En dat lukt hier wonderwel.

Kijk maar mee, door het raam, naar strofe een:

‘Ondertussen de tuin rijk aan vogels de bomen
groeiden boven mijn hoofd het vuur aan de voet
het licht in de kou het dralend water
het blozend land het strelen van vlinders
bij mij achterom’


Het lijkt een flinke opsomming, zo op het eerste zicht, maar wat wordt het beeld daar scherp gesteld in ‘ondertussen de tuin rijk aan vogels de bomen’. Het is een regel die meteen een hele boomgaard heeft aangeplant, daar vogels heeft rondgestrooid en geen aanstalten maakt om verder te gaan zwijgen en rust te nemen. Integendeel, zegt Caessens, een beetje babbelziek, ‘groeiden boven mijn hoofd het vuur aan de voet / het licht in de kou’ enzovoort. In plaats van mij tijd te geven om die mooie regels van vuur aan de voet en licht in de kou, gezelligheid troef daar, rustig te laten lezen en tijd te geven die dingen te zien om te mijmeren daarover, gaat zij gewoon verder als een snelvaarttrein op dreef. ‘ik kon het land zien blozen’, zegt ze, ‘en ik kon de vlinders strelen’, zegt ze, maar wat ze daarna vooral zegt, nee, doet is eindelijk die mooie plaatsbepaling meegeven van ‘we zijn thuis’: ‘bij mij achterom’.

Dat er in dat woord achterom veel meer zit, zal later blijken, uit de in hoog tempo volgende strofes. Voorlopig is haar achterom haar tuin. Ik mag erin!

En dan trekt het verhaal meteen een nieuwe episode open, een blik beelden. Ik moet hier sneller typen dan mijn schaduw of ik dreig het lezend kwijt te spelen. Zo snel kan het zonder al die punten en komma’s. Er kwam iemand bellen, zegt ze, en die deed zus en zo, hij zag er zus en zo uit, nam dit en dat en toen was het prijs. Ik kan alleen maar lelijk en vervelend navertellen wat Caessens op wonderlijke en prachtig wijze doet, zichzelf in één teug leeggieten in strofe twee:

‘er kwam die man hij schikte bloemen
wit van lente rood van verlegenheid zwart van dorst
hij nam een fles de vogels de wijn
de bloemen het hout de wind de zegen
en ik kwam klaar’


Ik bouw hier opzettelijk wat rust in. Het laatste deel mag wachten. Wat deze strofe zo mooi maakt is de afstandelijkheid waarop alle regels rusten. Caessens schrijft niet ‘hij’, maar ‘er’: 'er kwam die man'.

Het lijkt alsof het gedicht daardoor zo ver naar het verleden terugkijkt, dat het nu, vandaag dus, bijna zichzelf niet herkent. En dat werkt prachtig door. Alsof dat belangrijke gebeuren plots kwam. De man in kwestie wordt, via de bloemen, gevangen in die schitterende kleurenbeelden: ‘wit van lente rood van verlegenheid zwart van dorst’. Ik heb wel vaker beweerd dat kleuren in een gedicht moeilijk over te brengen zijn. Wat rood voor de ene betekent, bloed bijvoorbeeld, betekent voor de andere dan net weer iets anders. Kleuren krijgen in een gedicht best een rondom.

Lilian slaagt hier uitzonderlijk in. Je krijgt meteen hoogte van de frisheid van die man, een beetje geschoren, geparfumeerd, een beetje verlegen ook, maar vooral ‘zwart van dorst’.

Om de regelmatige drinkers onder ons gerust te stellen: hij was niet zwart van alcoholmisbruik, maar van dorst naar iets. Dorst naar iemand! Prachtig hoe een donkere kleur al die heftigheid in zich mag dragen. En in die regenboog van gevoelens nam hij zowat bezit van alles wat zij bezat, kreeg daarvoor de zegen, net zoals deze vorm van schrijven mijn zegen krijgt.

Intussen heb ik gezwegen over die laatste regel in strofe twee, omdat ik hier onbedaarlijk in een lach schiet:

‘en ik kwam klaar’

Het wordt me hier zo abrupt in de maag gesplitst, dat ik mij afvraag of dit echt wel opzettelijk is. Het lijkt alsof het hele gedicht meteen een punt zet. Alsof hier de mop eindigt. Toch denk ik dat er veel geraffineerdheid aan te pas is gekomen. Caessens heeft hier niet willen verbloemen, integendeel. Het karakter van dit gedicht was niet uit op een romantische vertelling, maar op feiten die niet anders kunnen dan in deze leessnelheid zo letterlijk mogelijk te worden weergegeven, neergeschreven. De lezer moet het maar allemaal voor lief nemen. Zo was het nu eenmaal. Zo geschreven draagt het namelijk bij tot het stijlmiddel van de snelle schets, taal die uit de mond valt als een opsomming, die wordt verteld alsof er nauwelijks emotie aan te pas is gekomen. Alleen die emotie is er wel, maar wordt op de juiste plaats opgeroepen. Bij mij. De lezer!

Voila, na deze conclusie kunnen we verder hollen.

Hoe laat is het nu, in dit gedicht? Het is ondertussen. Het is terwijl. Alles blijft gebeuren:

‘ondertussen de tuin rijk aan bomen rijk aan vogels
licht aan de voet het vuur in de kou
bij mij in de tuin bij mij achterom
de bomen de vogels bij mij in het gras
bij mij was die man het licht in de kou
en hét verlegen land’


Ik vind dit prachtig. De herhaling van strofe een werkt als een bezwering door. Het zet dit hele gedicht onder een hoogspanning. Maar die hoogspanning wordt vooral veroorzaakt omdat het gesprek heel vakkundig gevarieerd terugkomt. Herhaling is de moeder van het geheugen, moet het gedicht hebben gedacht, en dat allemaal in een wisselwerking van woorden en stroom: wisselstroom.

Strofe één: ‘het vuur aan de voet’
Strofe drie: ‘licht aan de voet’
Strofe één: ‘het licht in de kou’
Strofe drie: ‘het vuur in de kou’


En het zijn net die kleine veranderingen die mij doen lezen en herlezen. Terugkijkend op, verderziend naar. En dan haalt Caessens een prachtige stoot uit. Ze blijft variëren met, bij mij in de tuin, bij mij achterom, de bomen, de vogels, bij mij in het gras. Zo gaat ze door, alsof het gedicht een beetje aan het ijlen is geslagen, niet meer goed beseffend wat allemaal is verteld, wat het misschien allemaal al is vergeten, bijna dementerend, enkel nog zicht op die mooie tuin, herinnering van een mooi leven, aan een mooi leven. En hier komt die ene prachtige regel weer boven, boven alles uit, één hand in de lucht van overwinning:

‘bij mij was die man het licht in de kou
en hét verlegen land’


Dit is wat taal vermag, slim spelen tot op het einde, doen alsof de neus bloed, en uit die zakdoek die bovengehaald wordt die kleine diamant laten vallen. ‘bij mij was die man’, zegt het gedicht, zegt de schrijfster, maar ze zegt ook nog iets meer: ‘bij mij was die man het licht in de kou’. Bij mij was hij het licht in mijn kou. Bij mij was hij mijn zonnestraal. Hoe mooi toch dat een gedicht dit allemaal verzwegen houdt, tot je alles goed gaat herlezen. Van liefde loopt dit gedicht bijna opnieuw naar de eerste strofe. Je hebt zo zin om te gaan herlezen, om te beseffen dat in die leesvaart, een machtige, mooie herinnering zit: ‘hét verlegen land’!

Hun verlegen land.

Het gaat niet alleen over vogels, bossen, tuin, land. Het gaat over hem. Zijn verlegen land.

Met diezelfde verlegenheid, diezelfde voorzichtigheid, krijg je hier de geschiedenis van een buurvrouw, die je eigenlijk nooit goed hebt gekend. Ze stond altijd aan de verkeerde kant van het raam. Ze keek niet buiten, ze keek naar binnen. Bij mij, bij ons.

En dat allemaal zonder punten en komma’s. Ik ben blij dat dit stijlmiddel eindelijk eens een keer op een intelligente manier werd gedemonstreerd. Zo kan het namelijk ook.

Schrijven over vogels, bomen en verlegenheid. Zonder punten en komma’s, toch de puntjes op de ‘i’ van het gedicht. Van minder meer maken: poëzie, bij haar achterom.


papaver

zaterdag, november 14, 2009

Feitelijk














ben ik een vrouw van vlees en bloed en groet
de oude mannen en de oude vrouwen
die bij de graven oude handen vouwen
als zeggen zij ik wil niet, maar ik moet.

Ik zet de linker- voor de rechtervoet
langszij de, als uit eb en vloed gehouwen
afzichtelijke oude kerkgebouwen
en sleep mij uit het groot gedachtegoed.

Zo jong nog, zo verliefd en dan dit zwijgen.
Het past bij bitter, bar of braaf verdriet.
Ik laat de mensen achter handen hijgen

en bomen planten als vergeet mij niet
verlaat op dooie akker bange twijgen
en slijt als jij een Tripel Karmeliet.

zondag, oktober 04, 2009

November

Vroeger hield verdriet veel langer stand
omdat je nog maar pas gestorven was.
Paradeerde ik rond de linten. Slierten
wazigheid. Ik zei maar niets. Niets, want

geluiden moesten ver gedragen. Verglijden
in wrange tijd. Ik wist van niks, zag enkel
dikke tranen op het bloemendekbedovertrek.
Dat weet ik nog. Dat medelijden met stof.

Het jaar zou streng eindigen. Ik beet zakdoeken
aan flarden. Liep langs vijvers, schoot eenden,
viel over struikelgrond; kiezels in november.

Later pas kon het werken beginnen. De dood
uit laatjes. Je grappen op papier; ik vouwde,
legde bloot, kreunde, schoof je tussen foto's.

donderdag, september 10, 2009

Wraak

















Ik zou graag morgen pas weer overleven
wanneer de dood haar stomme jas uittrekt
en naast mij zit, de ronde tafel dekt
hoe kan ik houden van, ik haat dit streven

ik ben zoveel, te vaak nog blijven kleven
het heden heeft dit lijf niet eens bedekt
of mijn verlangen naar een kus gewekt
hoe kan ik houden van, ik haat dit beven

laatst werd ik wakker, bakte mij een ei
best bijdehand - de dood had zich verslapen
in elk geval kon ik er niet meer bij

en jankte mij kapot, ik nam een wapen
‘ik maf' verwikkeld in een steekpartij
voorwaar, de dood lag nog op apegapen

zondag, september 06, 2009

Oorzaak

hij weet niet dat weten komt hoe je wassen moet
hoe het hem zal belonen. hij ziet de eigen duivels
gelijk aan de nacht. daar laat hij zonnen zakken
wentelt in een wirwar van lakens en tekens

het is hem nog niet duidelijk hoe simpel toch
zijn moeder was hij is te moe haar los te laten
knipt verbeten navelstreng op navelstreng
ziet zichzelf geboren telkens in eenzelfde wieg

hij kantelt het hoofd bij elke knip als wil hij zeggen
hoor mij laat mij mijn weten en wel meteen
ik ben wie ik ben en daar doe jij het maar mee

in troebel vruchtwater weet ik mij gekozen ingeleid
strijk ik mijn ingewanden glad en krom de vingers
het leven is oneerlijk. wen er maar aan.

maandag, augustus 10, 2009

14 - Schuldbewust

Wij hebben besloten, dat we elkaar in dit schrijven
geen naam toekennen. Wij hebben geen moeders, geen vaders
meer. Zij zijn heengegaan, lang voordat wij ons in deze
tijd een naam konden toedichten. De namen die wij ooit
gekregen hebben, wij hebben er geen weet van gehad.
Wij moesten door het leven, vergaan, zoals wij meer wel
hebben afgedaan, tot stof. Dat, terwijl wij op deze
aardkloot op zoek waren naar wie, wat wij zijn, zijn wij in
wezen enkel alleen maar wij. Maar als ik mij een naam
had willen geven, had ik Madeleine geheten.

Aan hem had ik iets Duitsers toegeschreven. Niet heel groots,
eerder kort en klein. De naam Anton had ik gelaten
hem in dit vers best toebedacht, al kreeg ik maar één kans
om in één ademtocht één Jood van de dood te weten.

=
14 regels x 14 lettergrepen

Yeti

Sta jij erop. Dat ik het weet
terwijl ik goed bedoeld
het bloedend vlees laat wapperen
over Nepal en Tibet.

Kan het niet plaatsen. Niet altijd.
Nooit heb ik echt geweten wat
ik zou gaan zeggen als de vragen kwamen
en laat daarom het ongezegde
achter in mijn schoot.

De ganzen gakken
in de Himalaya. Ik weet van Himalaya.
Kennis is geen macht, ook nooit geweest.
Toegepast was ze meer iets voor de reuzen.

Maar als de aarde uit mijn platte buik
de eeuwigheid haalt
ben jij de eerste.
dat je het weet.

14 - Het dorp

Er is niets dat overblijft. Niets, behalve bitterheid.
De verveling hangt aan het verdorde gras, aan vogels
wier vleugels we groen en geel denken, een soort van groengeel
waarvan je zou kunnen vermoeden dat het iets van ons
binnenste prijsgeeft. Niets is minder waar. Hier in dit dorp
schijten honden in de goot, staat een huisarts lang te koop
hangen geraniums en petunia’s om en om
in bruine baskets, lopen mensen overdag netjes
rondjes op het goed onderhouden bleke zebrapad.

Dit dorp is verslagen. Verlaten. Het is dat je weet
dat er mensen leven anders zou je denken dat men
uitgestorven was. Buiten is binnen hier, buiten wacht
op wat we zelf zijn, wat we ooit gewoon geworden zijn.
Dat wat achterblijft achtervolgt ons in onze schaduw.

==

14 regels x 14 lettergrepen

Zonverband

De zon wordt met van alles vergeleken
maar nergens ligt ze schijnbaar verlegen
zo zeker tussen wolken als aan de grens
en vertelt haar verhaal mij
met een lijf om jaloers op te zijn
(ze is veel mooier dan waar ik mezelf vind)
dat elke vezel zich van haar hart
afzet op mijn opgepoetst ego dat bestaat
uit bruin water wit water en water

vrijdag, juni 05, 2009

De uitweg


















Tussen neus en lippen tussen sittard
en geleen tussen rapenvelden
in mijn broekzak god die giechelend en wel
wonder verwekkend sperma achterliet
in gele bruine groen gevlekte kiezelsteentjes

daar blaffen de vogels helden van vlees
bedden van vocht tussen duim en wijsvinger
begin ik mijn tocht op stoffig akkertje
een voet een hart een koe een huis

bomen kale koppen jaarringen
klaplongen zij halen de zomer niet
om hen slaat de koude neer
weer een winter vallend blad en leeg verdriet

vraag geen wind vraag geen takken
laat mij - als lekker meisje dat haar hart
te kijk legt op de keukentafel - in de boom
geloven die met ritselend blad en wiegend
kind in het stro de grond bemint

achterom het stenen landschap horror
en klaarlichte dag vingers in zakken uitgerekt
voor het in goddelijke rafels
verstrikt geraakte kiezelsteentje

hoop maar dat ik thuiskom wil weten
dat ik thuiskom in de ochtend wanneer
de fluitketel het sein geeft dat er thee
aan staat te komen en dat moeder de vrouw
mij mijn broodtrommeltje mijn appel
in de handen duwt als teken
dat een nieuwe werkdag begonnen is

IJslands meisje
















Als zij door haar IJsland bladert
hoe bijzonder kan een leenland zijn
rust haar oog op bladzij twaalf

geultjes blaast ze in de sneeuw
kleine rimpels, witte vlokken
wolken legt ze naast zich neer

als de bergbeek op haar mooist is
de lucht zich langzaam voegt
naar de buiging van een zomernacht

haalt ze de kleuren uit het licht
en legt ze op haar buik te drogen

donderdag, mei 28, 2009

Wie herinnert zich de hond nog [pantoum]

Er wordt wat afgezeverd en gezegd
nooit heb ik over schrijvers willen schrijven
‘de ouwe wijven!’ op een stip gelegd
liet bijlen slijpen om maar bij te blijven

nooit heb ik over schrijvers willen schrijven
ik las een hond uit Amsterdam; die gast
liet bijlen slijpen om maar bij te blijven
ik laat dit liever zeg aan wie het past

ik las een hond uit Amsterdam; die gast
hij liet gelijk zijn fratsen en zijn grollen
ik laat dit liever zeg aan wie het past
uit naam der poëzie hier koppen rollen

hij liet gelijk zijn fratsen en zijn grollen
‘de ouwe wijven!’ op een stip gelegd
uit naam der poëzie hier koppen rollen
er wordt wat afgezeverd en gezegd


===

Antwoordgedicht.

Zie ook: hier en hier.

dinsdag, mei 12, 2009

Poëzieleesroute Amersfoort

Foto's: Jaap Bloem












Vier keer per jaar vindt de “PoëzieLeesRouteAmersfoort” plaats,
in de maanden april-mei-augustus en september.

In de POEZIESTRAAT AMERSFOORT wordt gekozen voor díe poëzie, die het meer van lezen en (vooral) hérlezen moet hebben, naast poëzie met ook ‘(af)beeldende’ kwaliteiten, of de combinatie hiervan.

Redactie van de POEZIESTRAAT AMERSFOORT: Wil Fraikin en Joep Haeyen.

14-17 mei 2009: Lilian Caessens (Sittard), Erwin Vogelenzang (Den Haag), Floris Brown (Suid Afrika), Edith de Gilde (Den Haag), Trudy Verdaasdonk, Erik Lindner (Amsterdam), Eric van Loo (Utrecht)




Klik hier voor meer bijdragen van mij op englishdutchgermanpoetry.blogspot.com.

zaterdag, maart 21, 2009

Rechtspraak




















Haar haren waren schouderlang
ik zal haar nimmer meer vergeten.
ik wil het anonieme weten
en horen van haar wrange gang.

het holle strijden maakt me bang.
haar mond vertelt van wanhoopskreten.
gewogen heeft ze, aangemeten:
de doos, de pijn, de boemerang.

mijn God toch, moest u zó eens leven
de maden slikken van de tijd.
u zijn die dingen om het even.

zij heeft van spuug een sprei geweven
van bordkarton een bomtapijt
infiltreert de overheid

dinsdag, maart 17, 2009

Mooi man

wat je zei
van drie turven
het ontbrekende woord

vraag ik me waarom
jij je gedicht uitschreef

terwijl ik
bij de zevende regel

mooi man
en ook nu
bij het zwaaien

woensdag, maart 11, 2009

Wapenrusting van een verloste pelgrim [FLARF]

























Ik vroeg hem: zeg waar is je reis naar toe?
ben je een pelgrim? pionier of pelgrim?
een late pelgrim op de melkweg?

een pelgrim op gevoel in dit huis van hoop
die doorgaans doolt door dode straten?
er is hier zelfs een rue saint jacques.

hij - afgelopen week heeft pelgrim henricus uit drachten
de leefgemeenschap beth tikwah versterkt -
liep naar mij toe en zei: de ziel

gaat te voet mooie witte pelgrim. met kallebas en staf.
om in de grote plas te hengelen op de grote karpers
die het meer bevolken. wie in eigen land wandelt

komt vaak nauwelijks iemand tegen. maar wel hoop ik
spoorzoekers naar het geluk een handje te helpen
door te vertellen hoe de weg een mens slijpt.

maandag, maart 02, 2009

Honderdtwintig bollen

De zomer gunde het kale land
bakken regen één gladiool
en quasi-bewonderende blikken
van het familiebezoek
honderdtwintig bollen op de kop geplant
en wij keken toe

moeder met haar trouwgezicht
deed haar best te prijzen te slikken
tilde de mattenklopper van de spijker
en hield de sprekende ogen straf
wij doken gedrieën achter de kolenkit
zaten er ons het roetzwart te lachen

diezelfde avond trommelden we
op het hekwerk keken naar de pauken,
de bekkens de kleppers het naslagwerk
op het plein van de bewaarmeschool
waar de harmonie zichzelf herhaalde
op het trefbalveld

in de wei achter het huis speurden we
naar klavervier hingen in prikkeldraad
plukten boterbloemen klaprozen
hét veldboeket voor papa
dachten aan die éne gladiool
en nooit hielden we meer

donderdag, februari 19, 2009

Keerzijde



















Ik heb gelopen in verlaten streken
waar niemand ooit een treffend uitzicht had
op losse grond, er dwaalt een kronkelpad
omringd door bergen. Muggen. Bleke beken.

Angstvallig heb ik schimmen nagekeken
in wodanseiken en gevallen blad
op duivels lot. De houten stad -ik bad-
is naamloos voor de mensheid uitgeweken.

Geheimen liggen blootgelegd in dagen
waarin ik stom, benepen in mijn mond,
de munt proef, die ik op de platte pont
in uitgeput verzet heb meegedragen.

Toen ik de Elyzeese velden vond
werd mij voorgoed mijn vrijheid afgeslagen.

zondag, februari 15, 2009

Amersfoirde [1259 - 2009]

Van Haarlem












In het Duytchse dorpje Amersfoort
hangen de tuinen van Babylon.

Hoe allodiaal kan een leenland zijn
als de nacht begint
of eindigt in een Koppelpoort.

Waar garnizoenen voortgedreven
muurhuisden zit ik, eet
een patatje 'Kanon & Kogel'.

De ochtend zal me vinden
aan de rand van het oppidum
in deze stad met ballen.

Zeven honderd vijftig jaar.
De stoel heeft poten aan de grond.

dinsdag, februari 10, 2009

Onthou

we sloegen paradijzen van de hand
en paradeerden rond de woeste baren
omdat wij nog maar pas gestorven waren
oprecht verdriet hield vele jaren stand

maar nu de doden in dit vreemde land
naargeestig wijzen en ontstemd gebaren,
opdat ook wij op tijd - mijn god - ervaren
hoe sterven gaat aan gene hemelkant

wij weten: dromen kwamen uit op dagen
waarin de stilte vanzelfsprekend scheen
en waar geen tijd of taal ons kon behagen
was altijd wel een bloem of edelsteen

Onthou - en stel gerust je lieve vragen
ik kan niet langer om ons afscheid heen

---

Klik hier voor de website van Dichtslamrap.
Dit gedicht staat in de bundel van 2009.

---

zondag, februari 08, 2009

Halfstok

Henri Matisse















ik ben een mens, achterlijk en idioot, vol
overtuiging. doodgaan valt wel mee.

sterven doe ik in de ochtend, wanneer de
rook is opgetrokken en ik broos nog kijken kan.

geef me je borst, komop, schurk aan
verteer mijn ogen, ik heb je voorgelogen.

maar, als je me begraven hebt in die
kuil onder de te platte wereld

daar waar het huis van je ma en pa nog
slechts een baksteen is

verbleek dan niet onder witte lakens
als ik te lief klink.


---

Zie ook: De Contrabas en klik hier voor de MP3-versie door Peter de Groot.

---

Tussen Maas en Rijn

Stilstaan en zien
hoe het bloeden van de aarde
in elkaar beweegt

hier voor Romeinen uit
Eburonen
liggen schedels in hun element

waar helmgras in dit slagveld schiet
rijzen mossen in de heide
dwarrelen eigenwijze meisjes naar zuigend moeras

de Rode Beek waarop nu de honden schaatsen
is waakzaam dwalend droef
het water heeft inmiddels ruggengraat
en deelt het ijzer uit

---

Klik hier voor 'Tussen Maas en Rijn' op de Poëzie-Leestafel.

---

Geen ander ander mens






















Aan het eind van de straat
staat een boom
een boom met bloemen
roze bloesem
hij stond er nooit
nooit eerder
stond er aan het eind
van de straat een boom

er komt geen man om de hoek
geen kind
geen ander mens
geen ander ander mens
die het beeld beweegt
er komt geen man om de hoek
geen zuchtje kind
niet in deze straat

het is stil rondom de boom
die de tijd
aan bloesem gunt
roze bloemen draagt
er komt geen man om de hoek
die het beeld beweegt
geen kind
of enig ander mens

er staat een boom
hij was er nooit
nooit eerder was er een boom
in de tijd
aan het eind van de straat
geen man om de hoek
geen kind
geen ander mens
geen ander ander mens

---

Zie ook: hier en hier.

---

Een sloot rode doekjes

Voor wie er zeker van is dat darmen tegen
het vallen van de avond liggen
steek je hand op, ik zal hakken.

Laten we rode doekjes aan je navel
binden, het is geen hobby maar samen
pruts ik graag.

Wil ik vensters verven in een onbestemde
kleur. Tegen de nacht trekken ooievaars
over land. Ik wil ze vangen in het licht.

Nee, ik maak geen woorden vuil. Praat enkel
tegen koffiedrab en avondeten ligt
gebakken in de maag. Onverdraagzaam.

---

Klik hier voor 'Een sloot rode doekjes' in Opspraak.

---

donderdag, januari 29, 2009

Voorbij de landerijen, de nevels en het gesticht

I

ik ben niet méér dan het vergaan
van een halve eeuw aan mens
en wat ben jij mijn liefste

wat ben jij
behalve die vreemde mens
die niet méér is
dan wat witte botten voor het kraaien

een schild
niet meer dan een hollander
op bordpapier

een stem aan gort


II

zo mijn moeder mij baarde
begeerde
hou jij mij vast
voorbij de landerijen de nevel en het gesticht

ik heb je niet meer beloofd
dan je hebt ontvangen

hier in dit huis
heb ik enkels vastgebonden
broze handen gestoken in druipende zijde
ver van de stad
waarin ik een bakfiets en wat kranten had

ik verzorgde bloemen
alsof zij moesten herstellen van een zomergriep


III

wat we eerst zagen of roken
verdraagt ons niet meer

de dingen legen, álle dingen
zij vervuilen niets, versmaden niets

zij vervelen zichzelf

zo sterven wij
een eigen omstandigheid

woensdag, januari 28, 2009

Mon dieu

De godgeklaagde
neemt de bijbel op
een déjà vu
wrijft hij zilver

"Erfstukken" prevelt hij

"mijn tête-à-tête
met de waarheid
is slechts
een kwestie van tijd
tussen alle stof in"

hij klopt
het muffe zweet
strijkt ezelsoren

"spijt deugt niet
ze komt altijd te laat"

de traptreden kraken
als onder het gewicht
van zonde


---

Klik hier voor 'Mon dieu' in Meander.

---

dinsdag, januari 27, 2009

AJQ

Het hoofd lijkt overvol en in gedachte
mijn mond schroeit schrijnend in een ak'lig beeld.
Een maand geleden heeft men mij gemaild
bericht - en ik was langer niet bij machte

iets zinnigers te doen dan levens tellen
die dood nu als lief in mijn ogen staan.
Ik weet niet veel - tja - maar ik weet voortaan
dat ik mij langer niet zal laten kwellen.

"Ik hou van jou" zijn woorden, niets dan woorden.
Je neemt ze op en legt ze af. Maar toen -
het was het ongezegde dat mij stoorde.

Daarom zeg ik bedeesd, nog voor het denken,
zeg ik, dat ik van jou gehouden heb
nog voor ik zoek naar iets, dat rijmt op niets.

maandag, januari 26, 2009

Eindeloze zinnen

We drukken de trage wijzers van de tijd
onze duimen doen pijn; wij wikkelen bloed

geen land aan de hand, we bedenken struif
doen aan duiven, klontje boter in een pan

met bomen hebben we niks, tot vandaag
we staan strakker, vaker stam en stram

we wijzen naar de wind en ja, we wachten
zij deint in takken, bij het spoor in vlakken

morgen, altijd morgen weten we meer
het wachten loont; ooit - zijn we groot

---

Klik hier voor de website van Poeziecircus.

'Eindeloze zinnen' haalde de finale van de vredesslamcompetitie.

---

Of dromen van Rome
















Zou ik mij aan meeuwen voeren
hangend aan zee -terwijl ik het uitzicht groet

om en om bladzijden slaan
in het boek van de ondergrondse meren

blijven in kapot water
drijven naar een god die niet bestaat

of zou ik dromen van Rome met kleine borsten
sloom aan je sleutelbos

omzien naar Latijnse heuvels
Romaneske zinnen spreken

en mij vervelen
als jij vannacht bij die ander slaapt


---

Klik hier voor 'Of dromen van Rome' op het podium van Op Ruwe Planken.

---