vrijdag, juni 05, 2009
De uitweg
Tussen neus en lippen tussen sittard
en geleen tussen rapenvelden
in mijn broekzak god die giechelend en wel
wonder verwekkend sperma achterliet
in gele bruine groen gevlekte kiezelsteentjes
daar blaffen de vogels helden van vlees
bedden van vocht tussen duim en wijsvinger
begin ik mijn tocht op stoffig akkertje
een voet een hart een koe een huis
bomen kale koppen jaarringen
klaplongen zij halen de zomer niet
om hen slaat de koude neer
weer een winter vallend blad en leeg verdriet
vraag geen wind vraag geen takken
laat mij - als lekker meisje dat haar hart
te kijk legt op de keukentafel - in de boom
geloven die met ritselend blad en wiegend
kind in het stro de grond bemint
achterom het stenen landschap horror
en klaarlichte dag vingers in zakken uitgerekt
voor het in goddelijke rafels
verstrikt geraakte kiezelsteentje
hoop maar dat ik thuiskom wil weten
dat ik thuiskom in de ochtend wanneer
de fluitketel het sein geeft dat er thee
aan staat te komen en dat moeder de vrouw
mij mijn broodtrommeltje mijn appel
in de handen duwt als teken
dat een nieuwe werkdag begonnen is
IJslands meisje
Als zij door haar IJsland bladert
hoe bijzonder kan een leenland zijn
rust haar oog op bladzij twaalf
geultjes blaast ze in de sneeuw
kleine rimpels, witte vlokken
wolken legt ze naast zich neer
als de bergbeek op haar mooist is
de lucht zich langzaam voegt
naar de buiging van een zomernacht
haalt ze de kleuren uit het licht
en legt ze op haar buik te drogen
Abonneren op:
Posts (Atom)