Lilian

maandag, juni 27, 2011

Parijs en hoe

misschien loopt hij wel op de champs elysées
waar ik ooit een asterix & obelix kocht, beziet
hij de oude gevels de mansardedaken vlak
voor het rusten het bidden in de sacré-coeur

verdwaalt hij in het charles de gaulle - étoile
kan hij zich niet vinden in félice of frédérique
dineert; eet een kalfsmedaillon met chorizo-
room, overpeinst het 'deo erexit voltaire'

misschien ook bewondert hij het sneewerk
in de leeskamer van hôtel de lamoignon of
zit hij op een rijk illusoir toilet, bedenkt
dat mijn badkamerdeur eigenlijk zo ver niet is



-

http://www.decontrabas.com/de_contrabas/parijs-en-hoe.html

maandag, juni 13, 2011

vis

kapot mijnheer 't kon niet samengaan
ik woelde onder lakens heel bedreven
om woorden daden en 't trage streven
de zinnen in dit inhoudsloos bestaan

kapot mijnheer we hebben niks komaan
ik droomde zure haring ik wou zweven
en heb op regel zeven vis geschreven
dat jij er was is mij geheel ontgaan

ik heb de nachten lief ja toegegeven
niet eerder zag ik het gebogen graan

't uitgerekt gewas aan winden kleven
aan welke ik mijn huid had afgestaan

elk lijf waarin ik meen te overleven
was zo een sterren kijken op de maan

zondag, juni 12, 2011

Eindeloze zinnen

We drukken de trage wijzers van de tijd.
Onze duimen doen pijn; wij wikkelen bloed.
Geen land aan de hand, we bedenken struif
doen aan duiven, klontje boter in een pan.
Met bomen hebben we niks, tot vandaag
we staan strakker, vaker stam en stram.
We wijzen naar de wind en ja, we wachten
zij deint in takken, bij het spoor in vlakken.
Morgen, altijd morgen weten we meer
het wachten loont; ooit - zijn we groot.

===

(finale Nacht van de vrede (Amsterdam)

Processie in wit

Ik ben de wind
ik wervel, ik waai
splijt wolken in de tijd
en schuif regenlagen
naar het land
in een alledaagse bui.

Ik reis als het wit het zwart
het bont of blauw
geef ogen aan het water
kleur een gezonde boom
en betreur het afstompen
van een veel te jonge kroon.

Zoals kristallen licht kunnen breken
koel ik soms hemelschreiend af
morrel aan het land van de pinguin
of verkies als tornado de boventoon
schrijf geschiedenis.

Onmacht is me niet vreemd
wanneer de kracht ontbreekt
trek ik het niet in alle ijver
dan peil ik ernst in eenvoud
tel de doden in elk gezicht.

Maar waar kinderen
onbevangen handen heffen
als willen zij mij strelen
in sluiers van Chantilly en Alençon
dan, pas dan
heb ik een gewoonte lief.

En als ik liefheb
zal ik liefhebben
ik bepaal niet
ik ben slechts de wind
ik wervel
ik waai.
Hier in het land van het gebogen graan
waar schoven ouderwets nog opgebonden
aan Borner plas in verre hoeken stonden
hangt onaantastbaar nu een volle maan

halfweg het hemelrijk ziet zij mij gaan
met blinde ogen die het licht verslonden
het wit gezicht gericht op stille gronden
ik zie haar voor mijn dode moeder aan

hoe machteloos de bomen aan de lanen
ontbladeren, het blijft voor mij een vraag
die, in dit land van de gebogen granen

blijft staan nu herfst en westerse platanen
de lange voren en een lege maag
mij voor de dood tot overleven manen

Groen

Ik hield van heggen
geschoren in een boog
van groen dat groener
en ach ik was nog jong.

Ik lag in gras en dacht
en spitste oren naar
geluid dat bij nader
inzien toch niet meer
bleek dan het zuchten
van de wind die naast
me in het gras van gras
en groene bogen hield.

Gezegend

Ik sla mijn tenten op
aan de voet van overmoed
snoep het honingzeem uit de raat.

Vijf talenten kreeg ik
een kruis in mijn handpalm
twee dochters en een zoon.

Ik rits de sluiting
leg de handen op het leer
trek er twee aan twee
de spijkers uit.

Je blijft het ruiken

De man murmelt iets over pekinees,
over nacht en dat de vrouw de pot op kon.
de vrieskou dwaalde in haar kruis.

verval op het station. het heeft eelt
aan handen, de pest aan wallen. kijkt naar
buiken borsten billen bielzen. piercings.

meer zit er niet in. tijd lijkt op de jaren
veertig van de twintigste eeuw.
wegens gebrek aan trein. ik zwijg.

Het nag geen naam hebben

Ze was het meisje van de Seringenlaan
de Seringenlaan van de Lindenheuvel
de Lindenheuvel aan de Bruinkool
de Bruinkool aan de Bergerweg

zij was het meisje van de Bloemenmarkt
van bidden in de Onze Lieve Vrouwekerk
van Altijd Durende Bijstand
aan de Eikenlaan en de Kastanjelaan

zij was het meisje van de Egelantier
van de Elsenburg en de Resedastraat
de Portonnekuil en de Lindenlaan
van drie weesgegroetjes en het lof

ze was het meisje van de Valderenstraat
de Bosweg en de Hyacinthenlaan
van grasduinen en de Rozenlaan
en het kruis zonder naam aan het end

[Geleen]

Geslotenheid

Die dag werd ze ongesteld
de fijne heren
hadden het haar zacht verteld

ze hebben het haar afgeleerd
het draaien in haar rokje
de bloemen rond haar navel

het werd grijs en broek
en heel wat jaren
bleven rozen zoek

ze keken in haar
dat was al langer

Het zal wel winderig zijn boven Amsterdam

vroeger hebben mijn ouders tien jaar hier gewoond
toen werd hun huis verkocht en ging ik in het hoekje zitten

ik droeg het opgeheven hoofd nog lang
verloor ogen in mijn biotoop

vader lag die dag in Californië
met een vis in zijn buik

het was winderig boven Amsterdam